terug

Buren en schuttingen

Bron Pixabay

‘Beter een goede buur dan een verre vriend’, luidt het spreekwoord. Geldt dat nog steeds, in een tijd waarin we via Skype, Facebook en WhatsApp met onze familie en vrienden overal ter wereld contact hebben? De spreuk ‘Kwade buren moet men dagelijks bezuren’ hoor je niet meer zo vaak, maar iedereen die het tv-programma De Rijdende Rechter kent, weet dat het gezegde relevanter is dan ooit. Door geluidsoverlast, overhangende takken en schuttingen over de erfgrens lopen burenruzies soms hoog op. Buren kunnen een bron van plezier zijn, maar ook van ergernis.

Uit Stadswerk Magazine 2-2018
TEKST GERT-JAN HOSPERS, Universiteit Twente & Radboud Universiteit

Er is veel onderzoek gedaan naar de bijdrage van buren aan ons woongenot. Een pionier op dit gebied was de Amerikaans-Canadese stadsjournaliste Jane Jacobs (1916-2006). In haar bestseller The Death and Life of Great American Cities (1961) ging ze uitgebreid in op het wezen van buurten en hun bewoners. Anders dan haar vaak wordt toegedicht, had Jacobs maar weinig op met het romantische idee van buren die elkaar in goede en slechte tijden bijstaan. Over het streven buurtbewoners bij elkaar te brengen schreef ze: ‘Het leidt tot pogingen om het stadsleven te verwringen tot imitaties van kleinsteeds of voorstedelijk leven.’ Het ging er volgens Jacobs niet om dat mensen dik zijn met hun buren, maar dat er op straat voldoende menselijke interactie plaatsvindt. Dat vluchtige contact in de openbare ruimte draagt bij aan het vertrouwen dat nodig is voor een basisgevoel van veiligheid. De term ‘sociaal kapitaal’ die Jacobs hiervoor introduceerde, heeft dus niet de betekenis van saamhorigheid die je tegenwoordig veel tegenkomt. Bij Jacobs lezen we: ‘Saamhorigheid is niets anders dan een toepasselijke, misselijkmakende naam voor een oud ideaal in de planologie. Dit ideaal houdt in dat als mensen íets met elkaar delen, er dan veel gedeeld moet worden … De eis dat er veel gedeeld moet worden, drijft stadsbewoners uiteen.’

Jacobs illustreerde haar punt als volgt. Stel, vrienden van buiten de stad willen in je huis logeren tijdens je afwezigheid. Bij wie geef je van tevoren je huissleutels af zodat je vrienden de woning in kunnen? Durf je ze bij de buren achter te laten? Onze sleutels vormen als het ware een graadmeter voor het vertrouwen dat we in de buurt hebben. Of neem het ‘groetgedrag’ op straat, in de lift of bij de bushalte – elkaar gedag zeggen kan het begin zijn van incidenteel buurtcontact. Bij dit sociale kapitaal à la Jacobs gaat het steeds om een subtiel evenwicht tussen contact en privacy, om ‘vertrouwen zonder verplichtingen’. Zodra het gepaard gaat met sociale druk (bijvoorbeeld de morele plicht om mee te doen met de jaarlijkse buurtbarbecue) haakt een deel van de bewoners af.

Een praatje maken met de buuf is prima, maar voor veel mensen moet het daar ook bij blijven. En in die balans tussen contact en privacy speelt de fysieke omgeving een grote rol. Want als er één conclusie uit buurtonderzoek naar voren komt, dan is het wel dat goede schuttingen zorgen voor goede buren. Bewoners moeten de vrijheid hebben om zich in hun eigen omgeving terug te trekken. Ze kunnen dan zelf bepalen wanneer ze contact met de buren willen en wanneer niet. Of zoals een Engels spreekwoord luidt: ‘Heb je buren lief, maar breek nooit de schutting af’.


Bekijk ook deze items